‘ Gegeven om gebruijct te wordden ter eeren vanden heiligen Sacramente’
Brusselse Mirakelhosties en een vroege ‘contrareformatorische’ campagne in Sint-Goedele (ca. 1525-1550)
Samenvatting
In 1370 vond in Brussel een antisemitisch wonder plaats: gewijde hosties begonnen te bloeden nadat ze door Joden zouden zijn doorstoken. Na deze beschuldiging werden de mannen snel veroordeeld tot de brandstapel en ontstond er een cultus rond de bloedende hosties in de Sint-Goedelekerk. Deze trok aandacht en donaties van de Bourgondiërs, maar was in het eerste kwart van de zestiende eeuw verworden tot een vrij bescheiden cultus.
Twee gebeurtenissen gaven echter aanleiding tot een uitgebreide campagne om deze cultus te promoten, die kan worden gekarakteriseerd als ‘contrareformatorisch’. De eerste was de opkomst van een groep Lutheranen in Brussel in 1527. De prominente leden van deze groep, onder wie hofschilder Bernard van Orley, trokken onder andere de realis presentia in twijfel. Zelfs nadat deze ketters waren aangepakt, bleven heterodoxe ideeën die het Heilig Sacrament bedreigden in Brussel rondwaren.
Ten tweede heerste in 1529 in de Lage Landen de nieuwe en dodelijke zweetziekte, waarvan velen geloofden dat het een goddelijke straf was. Volgens het verhaal bleef Brussel gespaard dankzij het Sacrament van Mirakel. De promotiecampagne die in het kader van deze twee gebeurtenissen ontstond, legde de veelvuldige nieuwe wonderen vanaf 1529 vast en blies de cultus nieuw leven in door de verspreiding van deze wonderverhalen in druk, een jaarlijkse processie en een prestigieuze nieuwe kapel met monumentale gebrandschilderde ramen die de Habsburgse vorsten voorstelden.
Inspanningen om de cultus te promoten omvatten ook donaties van materiële cultuur, voornamelijk kostbare liturgische voorwerpen en textiel, door leden van de bredere Habsburgse kring van adel en ambtenaren. De cultus van de Wonderbaarlijke Hosties was perfect geschikt om heterodoxe kritiek te weerleggen door de letterlijke weergave van de realis presentia, die werd benadrukt in de teksten en de iconografie die tijdens de campagne werden ingezet. Daarnaast gaf de legende een waarschuwend voorbeeld van het lot van vijanden van het ware christelijke geloof, wat vooral krachtig was in de stad waar in 1523 de eerste ketters op de brandstapel waren beland.
Hoewel de activiteiten niet op elkaar waren afgestemd, waren het ongetwijfeld pogingen om hardnekkige ketterse overtuigingen te bestrijden en het dogma van de werkelijke tegenwoordigheid te bevestigen. De grondige aanpak zorgde voor het succes van de heropleving van de cultus in een vroege ‘contra-reformatorische’ campagne.

