De gemeynt van Erp tussen 1300 en 1832
Samenvatting
Tot enkele decennia geleden werd de voormalige heide beschouwd als waardeloze gronden die nauwelijks een rol speelden in de agrarische bedrijfsvoering. De term ‘woeste gronden’ geef het idee van een onherbergzaam gebied. Na het steken van plaggen uit de droge heide zou door het verdwijnen van de vegetatie de bodem onbedekt zijn achtergelaten en zo zouden zandverstuivingen zijn ontstaan. Inmiddels is deze visie achterhaald.6 Ook in deze studie naar de gemeynt van Erp zijn geen aanwijzingen gevonden voor roofbouw of voor het ontstaan van zandverstuivingen. Alleen in 1446 blijken er percelen uit de gemeynt te zijn verkocht om met de opbrengst daarvan maatregelen te kunnen nemen tegen stuifzandproblemen. Een verband met overexploitatie is echter niet aangetoond. Integendeel: uit het onderzoek bleek dat er zeer zorgvuldig werd omgaan met het gemeenschappelijk bezit. Of de hertog van Brabant wel gezag mócht uitoefenen op de wildernis en de achtergronden waarom hij dat deed, valt eveneens buiten de afbakening van het onderzoek waar dit artikel verslag van doet. We volstaan met het benoemen van de wetenschappelijke discussies hierover. Ook is ervoor gekozen om de studie te beperken tot de privatiseringen, de ruimtelijke uitwerking daarvan en de procedurele kant. Van het onderzoek naar de manier waarop de gemeynt kleiner werd, naar de wijze waarop dit in de praktijk geregeld was en de ruimtelijke verspreiding van de verkochte percelen doe ik in dit artikel verslag.